Hoe kunnen we als mensheid, dichter bij de waarheid komen?

output_2438679635_0

Het sprekende object

Een stelling van het relativisme claimt dat er geen waarheid kan zijn, omdat we nooit zeker kunnen weten of onze waarneming daadwerkelijk de werkelijkheid weerspiegelt. Het probleem van de relatie tussen de mens en de waarheid, is dat wij waarnemen door middel van zintuigen en onze gedachtes, die ons belemmert om dingen te begrijpen zoals ze zijn. Dit is de rechtvaardiging voor grappige ideeën zoals: Alles is een leugen, iedereen liegt tegen je, omdat niemand weet wat waar is. 

In de filosofie is dit het probleem van Hume, “opgelost” door Descartes en Kant, waarbij de laatste het waarnemen van het ding op zich als uitgangspunt neemt voor zijn analyses. Het ding op zich is de absolute waarheid, onkenbaar maar we proberen het te bereiken, naar te streven, ondanks dat we het maar gedeeltelijk kunnen zien. 

Het is een ding dat zich niet volledig laat kennen, een mysterie dat enigszins maar nooit compleet ontrafeld wordt. (de relativisten noemen dit transcendenatle idealisme, de idealisten zelf noemen het natuurlijk gewoon realisme waarna ze de relativisten nihilisten noemen: de grote grappen binnen de filosofie die de avonden moeiteloos voorbij laten gaan, zonder dat er vooralsnog een conclusie in te bespeuren valt.)

De mening van het ding op zichzelf

Mensgecentreerd zoals meeste homo sapiens zijn, wordt in deze discussie een belangrijk ding op zichzelf over het hoofd gezien. Het is een object dan niet alleen geanalyseerd kan worden door middel van experimenten, maar ook zijn persoonlijke mening kan geven over het experiment zelf en daarmee de fouten in de resultaten van het onderzoek, om zo een stap dichter naar het ding op zichzelf te  zetten en mankementen in onze huidige wetenschappelijk technieken bloot te leggen. 

Een leuk voorbeeld in dit geval is een experiment op een object (Cornelis, vanaf nu C genoemd) die schijnbaar mensen niet herkent. 

De onderzoekers nemen dit waar na meerdere pogingen om dit object (C) tegen te komen en zijn reacties te analyseren. Het experiment is in dit geval om via gps zijn locatie in zijn natuurlijke habitat te vinden, daarna iemand uit het verleden van deze persoon langs te laten lopen, in combinatie met een onderzoeker verdekt op te stellen (in de bosjes bvb) om zijn reactie duidelijk te kunnen zien. 

Geeft C geen herkenning, dan is C de persoon vergeten, (waarbij bijvoorbeeld uitgegaan kan worden van een geestelijke stoornis of een nieuwe, nooit onderzochte aandoening waar boeken over geschreven kunnen worden). 

Na het experiment meerdere keren te herhalen, komt de data binnen en kan er een conclusie worden getrokken.

Wetenschappelijk gezien, bijvoorbeeld bij de vraag of een varken(V) mensen herkent, zou dit een verdedigbaar experiment zijn, waar de conclusie, geformuleerd als V herkent niemand, wat impliceert dat varkens niet het verschil tussen de ene en de andere homo sapiens kan waarnemen. 

Het vergeten gezichtspunt

Een dimensie die in dit simpele ja en nee experiment over het hoofd wordt gezien, is het ding zelf. Het ding is niet alleen een object, maar ook nog eens een handelend wezen waarbij een heel scala aan verklaringen mogelijk zijn die opgelost worden door het aan het ding op zichzelf te vragen. 

Er zijn biologische factoren die daarmee uitgesloten kunnen worden na de vraag: “Hallo C, Mag ik je wat vragen? Waarom herkende je die ene onderzoeker eigenlijk niet?”

Er is zo’n grote veelvoud aan antwoorden mogelijk als het object kan spreken, dat het laat zien wat er schort aan onze wetenschappelijke methodes. 

Er zijn biologische verklaringen zoals: Ik was moe, Ik heb eigenlijk een bril nodig en herken mensen alleen van een kleine afstand, door een afwijking vind ik het moeilijk om gezichten te herkennen, ik heb een slechte conditie waarbij mensen begroeten en een praatje maken me zo veel moeite kost dat ik mensen op straat om die reden nooit begroet, ik heb last van straling en meeste mensen hebben een mobiele telefoon waardoor ik het liefst zo snel mogelijk doorloop, etc.

Er zijn psychologische: ik was boos, ik vind het erg complex hoe ik me moet verhouden tot dat soort situaties waardoor ik het liefst net doe alsof ik mensen niet herken, vaak ben ik zo in gedachte verzonken dat ik er niet over nadenk dat ik iemand zou kunnen herkennen, ik negeer het meestal als er iets gebeurt wat er niet in mijn verwachtingspatroon valt, ik merk dat praatjes me een beetje vervelen daarom vermijd ik ze het liefst, ik vond ze gewoon niet zo heel aardig of interessant wat me zo deed reageren, etc.

Er zijn ethische:  ik herkende dat de onderzoekers via gps mijn locatie hadden gevonden en daarom negeerde ik hun omdat het over mijn grenzen ging, het waren mensen die over me hadden geroddeld en daarom geef ik de voorkeur om geen moeite te doen ze te herkennen, op de langer termijn waren het mensen die ik niet volledig vertrouw waardoor ik ze liever niet begroet,  etc. 

Nog interessanter, in het geval van elk willekeurig mens,  is dat alle bovengenoemde redenen tegelijkertijd waar kunnen zijn, die alleen naar voren kunnen komen, door een gesprek te voeren met het subject, die dan ook nog eens kan liegen of verklaringen kan geven die niet waar zijn uit beleefdheid of andere motieven. 

De stem van het Ding An Sich

Als dit voor een mens geldt, is er geen reden om aan te nemen dat verschillende, meerdere, of zelfs alle bovenstaande mogelijkheden tegelijkertijd waar kunnen zijn bij dieren en wellicht zelfs planten.

Feitelijk is veel van onze kennis dus heel beperkt, zolang we niet met het object kunnen praten. We zijn totdat we aan varkens kunnen vragen hoe ze zich voelen, ver weg van kennis over het ding zoals het is, maar moeten aannames maken die niet verantwoordbaar zijn. 

Daarom moeten we als mensheid zo snel mogelijk met varkens praten, omdat anders biologie, niet meer dan roddel is.

Leave a comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *