Een aantal weken geleden had ik een artikel gelezen waarin iemand opperde dat het helemaal niet zo logisch is dat we kunnen denken. Dat het eigenlijk best wel vreemd is dat we gedachtes, emoties en zelfbewustzijn hebben. Ik zat hierover na te denken en mijn gedachtes gingen naar God.
Het is eigenlijk best wel raar dat we een idee hebben van God. Waarom hebben we dat eigenlijk? Hoe kan het dat we dachten of denken dat God bestaat? Hoe kan het dat via de evolutie zomaar ineens de gedachte van God wordt gevonden en vastgehouden?
Je zou denken dat het veel efficiënter is om een puur rationele interpretatie van de realiteit te hebben waardoor het idee van God verworpen zou worden. Heel even dacht ik daardoor dat het een indicatie was voor het bestaan van iets hogers, tot dat de gedachte kwam dat het idee van God een groot evolutionair voordeel heeft. Bij rampen bijvoorbeeld, of voor sociale cohesie binnen de stam, maar ook door je mede mensen te inspireren en op die manier evolutionaire waarde voor jezelf te creëren.
Er zijn betrekkelijk veel Godsbewijzen door de eeuwen heen gemaakt. Twee van deze bewijzen heb ik nog nooit (en heb ik in de geschiedenis van de filosofie nog nooit) een goed tegenargument tegen gelezen.
Het eerste is de onbewogen beweger bedacht door Aristoteles. Waar het op neerkomt is: Wil er beweging zijn dan moet er iets zijn dat de beweging heeft veroorzaakt. Datgene wat als eerste beweging heeft veroorzaakt moet iets zijn dat zelf niet bewogen is omdat je anders beweging hebt dat nooit is begonnen met bewegen.
Het is het antwoord op de vraag: “Waar komt beweging vandaan?”.
Het kan wellicht iets duidelijker worden gemaakt door de Big Bang theorie erbij te pakken. Miljarden jaren geleden is er iets ontploft waardoor het heelal is ontstaan.
“Maar wat is dan ontploft?”
“Tja”.
“Waar kwam dat dan vandaan?”
“Tja, Joost mag het weten”.
“Joost?”
Een ander godsbewijs bedacht door Descartes is dat het idee van God bestaan in zich besloten heeft omdat het ondenkbaar is dat er een God is die niet bestaat. De theorie hierachter is dat elk idee dat we bedenken gebaseerd is op de waarneming van de wereld. Het voorbeeld dat vaak gebruikt wordt is van de Sfinx.
De sfinx is half mens of half dier en is gebaseerd op de combinatie van een dier en mens die allebei daadwerkelijk bestaan. Het idee van de mythische sfinx moet een dier zijn, of een mens zijn, of het moet combinatie van allebei zijn. Een sfinx kan ook niet bestaan maar het kan bijvoorbeeld geen steen zijn omdat het dan geen sfinx meer is maar een pratende steen.
Hetzelfde idee past Descartes toe op het idee van God. Een niet bestaande God houdt op een God te zijn omdat een van de onderdelen van het concept van God is dat God bestaat. Een God die niet bestaat is namelijk geen God meer omdat bestaan in het idee van God besloten ligt. Omdat elk idee op de realiteit is gebaseerd en we het idee van God in ons brein hebben, kan het niet anders dan dat God bestaat.
Omnipotentie bijvoorbeeld dat vaak aan God wordt toegeschreven is geen onlosmakelijk onderdeel van het idee van God. Het is denkbaar dat er een God is die kan falen. Sterker nog, het is onmogelijk dat er een God is die niet kan falen.
De reden is de vraag of God iets kan creëren dat machtiger is dan hemzelf. Als hij het niet kan is hij niet omnipotent, als hij het wel kan is er iets dat machtiger is dan God en is hij ook niet omnipotent. (Deze heb ik zelf bedacht ook al zal deze hoogstwaarschijnlijk door iemand ander ook al een keer bedacht zijn). Bestaan is daarentegen wel een onderdeel van God omdat een God die niet bestaat ophoudt een God te zijn.
Vreemd genoeg heb ik ondanks de bewijzen dat God moet bestaan nog niet het gevoel dat het noodzakelijk zo is dat God bestaat. Een van de dingen die je leert in de wetenschap is dat logica en waarheid niet onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Dat is dan ook de manier om Godsbewijzen te ontkrachten. Je spreekt de logica van het bewijs niet tegen maar datgene waar de logica op gebaseerd is. Je gaat valsspelen om de logica te omzeilen.
Vreemd genoeg schijnt het echt zo te zijn dat de wereld niet altijd logisch is. Bijvoorbeeld dat mensen kunnen nadenken is eigenlijk helemaal niet zo heel erg logisch.
Spinoza twijfelt niet aan het bestaan van God. Zijn definitie: God is een oneindig wezen met oneindige eigenschappen of attributen. De mens kent van deze oneindigheid slechts twee attributen: lichaam (= uitgestrektheid) en ” denken.” “Gods macht is niets anders dan Gods werkdadig wezen, en daarom is het ons even onmogelijk te denken dat God niet zou handelen als dat God niet zou bestaan.” (Ethica, scholium 2/3) . Alle verschijnselen zijn modi (bestaanswijzen, vormen) van de enige substantie die er is.
Descartes gebruikt inderdaad ook God als uitgangspunt voor het bestaan van de wereld.
Toch heeft het veel kennis gebracht om God als a-priori bestaand los te laten omdat bepaalde vragen gesteld konden worden die eerder onmogelijk waren. Zoals de vraag: “Waar komen we vandaan?”. Zou Darwin de evolutie theorie hebben kunnen bedenken als hij vast had gehouden aan het idee van een aarde gecreeerd in 7 dagen?